12-3-2013 | 30 jaar geleden studeerde ik een jaar aan de universiteit van Nanjing. Zo’n 50 buitenlandse studenten woonden op een afgeschermde plek van de campus. Om binnen te komen moest je langs een portier. Die controleerde onze Chinese bezoekers, maar hield ook onze Chinese kamergenoten in de gaten. Deng Xiaoping had in 1979 de deur op een kier gezet, maar het land en onze kamergenoten waren op zoek naar het juiste evenwicht in de omgang.
Geestelijke vervuiling
Dat ging met horten en stoten. Na een paar jaar van voorzichtige openheid startte in 1983 de campagne tegen ‘geestelijke vervuiling’, een paar weken nadat ik aankwam. Alles wat riekte naar het westen was opeens fout. De net aangeschafte spijkerbroeken werden snel in de kast opgeborgen, vrouwen lieten hun permanent uit het haar knippen, in de treinen was geen Mozart of Beethoven meer te horen en mensen keken mij niet meer aan op straat. Allemaal binnen een week na de start van de campagne. In dat jaar bleek het niet makkelijk vriendschap te sluiten met Chinezen.
Als ik nu in China ben, kom ik inspirerende, grappige, leuke, en natuurlijk ook irritante mensen tegen. Net als in Nederland. In de metro maak ik oogcontact met een trotse moeder en wissel ik een paar woorden met een oude man over een onbegrijpelijke woede uitbarsting van een medepassagier. Kortom, de belevingswereld van Chinezen is dicht bij de mijne komen te liggen.
Chinese rolmodellen
De kijk van Chinezen op ons is ook veranderd. Het westen is niet meer het referentiepunt voor rijkdom of luxe goederen. Studenten spiegelen zich aan succesvolle Chinese zakenmensen en in reclames zijn westerse rolmodellen vervangen door Chinese. Het lijkt erop dat China de afgelopen jaren haar trots aan het hervinden is. Voor een volwassen relatie is dat een goede zaak.
Toch is het leerzaam onze westerse bril eens af zetten en te kijken naar China vanuit een wat officiëler Chinees perspectief. De Chinese geschiedenisboeken geven een ander beeld dan de onze: China is altijd machtig en invloedrijk geweest, met uitzondering van de afgelopen 150 jaar. Iedereen uit alle windstreken boog voor de keizer, ook de Europeanen die op bezoek kwamen. De Chinese leiders spreken nu dan ook niet van de opkomst van China, maar van de ‘renaissance’. Een belangrijk verschil.
Weinig vrienden
Op dit moment heeft China niet veel vrienden in de wereld. En de enige bondgenoot is Noord Korea, een dubieus genoegen. Het land is inmiddels wel de motor van de wereldeconomie geworden. En dat schept een relatie van afhankelijkheid, waar wij ons in Europa niet helemaal prettig bij voelen. China mag dan in het verleden ook al een supermacht in de wereld zijn geweest, toen had niemand daar last van. De afstanden waren veel groter.
In zijn lezenswaardige boek ‘China en Europa’ onderzoekt Fokke Obbema of er een vertrouwensband kan groeien tussen China en Europa, als opmaat naar meer vriendschappelijke relaties. Ik denk dat de belangrijkste vraag daarbij is of het gaat over de mensen of het politieke systeem. Met Chinese mensen zijn vriendschappelijke relaties gelukkig vanzelfsprekend geworden. Met een autoritair systeem als het Chinese ligt dat anders. Zolang de belangen samenvallen is er tussen China en Europa goed samen te werken, maar voor ware vriendschap moet het politieke systeem veranderen.
Deze column verscheen eerder bij HCSS.