26-11-2012 | ‘Ik wil China bedanken, omdat jullie hulp geven zonder politieke voorwaarden.’ Dat zei president Yoweri Museveni afgelopen week bij de start van de bouw van een snelweg in Oeganda. China financiert de weg van 350 miljoen dollar. Museveni vervolgde zijn toespraak met een sneer naar ‘het westen, dat hulp gebruikt om ondergeschiktheid te creëren in plaats van onafhankelijkheid.’
Nee, dan China. Dat bouwde en betaalde het dit jaar feestelijk geopende, 200 miljoen dollar kostende, hoofdkwartier van de Afrikaanse Unie. Met dat moderne imposante gebouw in Addis Abbeba schonk China de Unie volgens Afrikaanse leiders ‘een thuis’.
China brengt haar visie op ontwikkelingssamenwerking in de praktijk met de bouw van wegen, spoorwegen en andere infrastructurele werken: als je armoede wilt bestrijden, bouw dan eerst wegen, stimuleer dan de landbouw en de productie van consumptiegoederen en maak veel gebruik van ongeschoolde arbeid. Ontwikkel eerst de economie, daarna is eventueel de beurt aan ‘goed bestuur’.
Voor China is onderscheid tussen ontwikkelings¬samenwerking, handel en investeringen niet zo belangrijk. Chinezen spreken in alle gevallen graag van economische samenwerking. Hulp en handel dienen hetzelfde doel, ze moeten bijdragen aan het vergroten van China’s invloed in de regio en in de wereld.
In 1999 formuleerde Beijing de ‘go global’ strategie. Voor die tijd was het vooral van belang om zich te kunnen verzekeren van toegang tot grondstoffen voor de snelgroeiende en almaar uitdijende Chinese economie. Nu kwamen investeringen daar nadrukkelijk bij. In 2000 vond de eerste grote China-Afrika top plaats. De handels- en investeringsbanden werden strakker aangehaald. Overleg werd eenvoudiger en talrijker door de oprichting van FOCAC, het Forum voor China-Afrika samenwerking.
Er is voor China het nodige te halen in Afrika. He Wenping, Afrikadeskundige van de Chinese Academy of Social Sciences, geeft dat ook toe. Ze legt uit dat drie categorieën landen interessant zijn voor China: in de eerste plaats de grondstofrijke landen, daarnaast China’s traditionele vrienden (landen die China onder Mao Zedong al steunden en nooit met Taiwanese dollars hebben gedweept) en ten derde de regionale spelers.
In Europa en de Verenigde Staten wordt de toenadering tussen China en Afrika met argwaan bekeken. Veelgehoorde opmerkingen zijn: de Chinezen pikken grondstoffen in, ze importeren Chinese arbeiders om al het werk te doen, ze verdringen Afrikaanse bedrijvigheid en ze steunen zonder voorwaarden regimes die niet deugen.
Veel Afrikaanse leiders zien het anders. Zij menen dat China hun land kan helpen bij de ontwikkeling. Voor hen is de ‘no strings attached’ houding verfrissend en aantrekkelijk. Bovendien is het westerse ontwikkelingsbeleid volgens mensen als Dambisa Moyo in haar boek Dead Aid toch ook niet effectief gebleken.
De kritische westerse houding ten opzichte van China zien zij als hypocriet. Europeanen en Amerikanen hebben de mond vol over goed bestuur, democratisering en mensenrechten, maar westerse bedrijven komen ook gewoon naar Afrika om olie te winnen en zaken te doen.
Het is een misvatting om te denken dat China alleen in Afrika is voor grondstoffen en korte termijn gewin. China werkt aan het vergroten van haar invloed in de wereld en de manier waarop spreekt leiders als Museveni aan. De kritiek van Europa en de VS op die aanpak is minder relevant. De realiteit is dat China’s invloed in Afrika en de rest van de wereld groeit. Daar moeten Europa en de VS maar aan wennen.
Deze blog verscheen eerder op HCSS.nl