4 oktober 2013 | Is er in korte tijd eigenlijk niet heel veel bereikt? Die vraag komt bij gesprekken over China steeds weer terug. Dit keer ging het over modern Chinees recht. In de afgelopen 35 jaar is het rechtssysteem bijna van de grond af opgebouwd. Talloze wetten zijn geschreven en aangenomen: eerst een Joint Venture wet, vervolgens een wetboek van Strafrecht en van Strafprocesrecht, een Burgerlijk wetboek, en ja, zelfs een nieuwe versie van de Grondwet.
Maar tijdens mijn colleges over China gaat de discussie ook vaak over wat er niet goed geregeld is. De grote invloed van de politiek op rechters en rechtszaken krijgt dan natuurlijk veel aandacht. En we spreken over de zwakke implementatie van allerlei regelingen – bijvoorbeeld op het gebied van milieuvervuiling en voedselveiligheid – die voor veel Chinezen een doorn in het oog is. Om nog maar te zwijgen over het gebrek aan bescherming van copyright, een belangrijk issue voor buitenlanders die hun producten in China laten produceren.
Pieken en dalen
De vragen buitelen over elkaar. Waarom worden er geen maatregelen genomen tegen grootschalige overtreders van de regels? Waarom zijn de sancties zo laag als het soms toch tot een veroordeling komt. Waarom lukt het de boosdoeners vaak hun straf te ontlopen, door de juiste mensen op het juiste moment iets toe te stoppen? Zijn rechters corrupt? Wat is de invloed van guanxi (goede relaties) in het Chinese recht?
Als je naar de recente geschiedenis kijkt, dan zie je enorme pieken en dalen in de ontwikkeling van het recht. In 1949 – en dat is pas 65 jaar geleden – werden bij het uitroepen van de Chinese Volksrepubliek onmiddellijk alle bestaande (‘feodale’) wetten ongeldig verklaard. Daarna begon de voorzichtige opbouw van een nieuw systeem.
Radicale breuk
Een van de eerste wetten die in 1950 wordt aangenomen is de Huwelijkswet. De gelijkheid van mannen en vrouwen – belangrijk in de nieuwe Communistische staat – wordt daarin geregeld en dat betekent een radicale breuk met de patriarchale Chinese huwelijkstradities. En in 1954 ziet een grondwet het licht, gemodelleerd naar de constitutie van de Communistische broederstaat, de Sovjet Unie.
Dan begint in 1956 een periode die twee decennia voortduurt, waarin grootschalige politieke campagnes vele malen belangrijker zijn dan de noties van recht of rechtvaardigheid. Tijdens ‘Laat Honderd Bloemen Bloeien’, de ‘Anti-Rechtsen Campagne’ en de Culturele Revolutie zijn Mao Zedong’s woorden wet. Dat leidt tot ongeremde willekeur en wantrouwen van iedereen tegen iedereen. Kinderen, ouders, leraren, leerlingen, collega’s, buren, een aanklacht kan uit onverdachte hoek komen. Pas na Mao’s dood in 1976 wordt weer een begin gemaakt met de ontwikkeling van een rechtssysteem.
Open deur
Deng Xiaoping opent de deur van China voor buitenlands kapitaal. Onmiddellijk wordt duidelijk dat investeerders heldere regels – en dus wetgeving – eisen. Het is dan ook niet voor niets dat eerst de Joint Venturewet tot stand wordt gebracht. Daarna volgen talloze andere wetten.
Is het glas dus halfvol of halfleeg? China heeft reuzensprongen gemaakt in de afgelopen 35 jaar. Natuurlijk is er nog heel veel niet goed geregeld, maar er is ook enorme vooruitgang geboekt. ‘Geef ons de tijd,’ zeggen veel Chinese juristen. ‘We moeten onrecht zo snel mogelijk uitbannen,’ zeggen anderen. Het is een discussie tussen optimisten en pessimisten, of – zo je wilt – tussen optimisten en realisten. Natuurlijk zie ik talloze misstanden en ook ik ben af en toe cynisch. Maar als ik weer in China ben – waar de energie van verandering nog altijd bruist – dan is voor mij het glas halfvol.