29 oktober 2013 | Voor het eerst in lange tijd bezoek ik Hangzhou, de stad met het beroemde Westmeer, iets ten zuiden van Shanghai. En daar word ik tot mijn verbazing teruggeworpen in de tijd. Hangzhou – met de grootste, moderne universiteitscampus van China, met een spiksplinternieuw station voor hogesnelheidstreinen dat meer weg heeft van een luchthaven en met talloze trendy winkels en eetgelegenheden – doet me sterk denken aan het Nanjing van drie decennia geleden.
Hoe kan dat?
Dansende fonteinen
Chinezen uit het hele land komen naar de oevers van het Westmeer. Hele families, bejaarden in rolstoelen, vaders met een baby op de arm, allemaal willen ze eens in hun leven het meer zien. Ze installeren zich op de stoeltjes die staan opgesteld voor de fonteinenshow. Families uit het binnenland, samen met opa en oma. Eenvoudige mensen die stralen als ze zien hoe elegant de fonteinen lijken te dansen op het blikkerige geluid van Chinese en westerse liedjes. Op de uithalers van O Sole Mio spuiten ze wel twintig meter de hoogte in. Oooh en aaah. Tot het einde van de show blijven ze zitten, op het puntje van hun stoel.
Voor Chinese toeristen is een bezoek aan het Westmeer het summum. Hangzhou prijkt dan ook al jaren in de top-10 van toeristische attracties. De oostelijke oever van het meer grenst aan de binnenstad en van daaruit heb je zicht op de bergen en theeplantages langs de andere oevers. De pagodes, bruggen en bootjes worden al eeuwen geprezen in gedichten, talloze Chinese penseelstreken zijn gebruikt om het meer te vereeuwigen en Marco Polo omschreef de stad in de dertiende eeuw als de rijkste en mooiste ter wereld.
Nanjing was altijd een boomrijke stad, net als Hangzhou nu. Ook Nanjing had een groot stadspark met veel water. Het huren van een bootje voor een tochtje op het meer (toegegeven, veel kleiner dan het Westmeer), was in de tachtiger jaren het hoogst haalbare vertier voor opa’s en oma’s en hun kleinkinderen en stelletjes die voor het eerst openlijk hun verliefdheid durfden tonen. Na het boottochtje wat zoete lekkernijen kopen aan de wal, dat maakte het uitje compleet.
Onhandige serveersters
Mijn hotel in Hangzhou, het Vriendschapshotel, blijkt een kopie van het Jinling Hotel in Nanjing. Destijds kwamen mensen van heinde en verre om dat twintig verdiepingen tellende hotel te zien. Het eerste hoge gebouw van de stad. Alleen buitenlanders en Chinezen met connecties konden het ronddraaiende restaurant in de top bezoeken. Als studenten dronken we er hooguit eens in de maand een kop koffie, meer konden we ons niet veroorloven. Dan observeerden we de wat onhandige serveersters, die training hadden gekregen in van alles: hoe loop je elegant, hoe schenk je koffie in zonder morsen, hoe presenteer je de rekening en – vooral – hoe gebruik je zo’n rare WC (moet je op die onhandig hoge rand gaan staan?).
Hangzhou heeft een lager tempo dan Beijing of Shanghai. Het voelt er dorps, ook al is het een miljoenenstad, net als Nanjing destijds. Het is een stad om in rond te slenteren en kopjes thee te drinken. En als de zon ondergaat waan je je in een Chinees landschapsschilderij.