13-11-2012 | China ontpopt zich langzaam tot een wereldmacht. Het is inmiddels de op een na grootste economie van de wereld, na de Verenigde Staten, maar ook op politiek gebied vinden er grote veranderingen plaats. Reden voor Ardi Bouwers om in een serie columns verschillende binnenlandse en internationale aspecten van China te belichten.
De verwarming in Beijing is al een week aan, dankzij het Partijcongres dat vorige week is begonnen. Het stadbestuur had eigenlijk bepaald dat de winter op 15 november zou beginnen – en voor die tijd was het dus officieel ‘niet koud’ – maar door het Partijcongres mochten de kachels eerder aan. En dat is geen overbodige luxe, want begin november viel de eerste sneeuw in de stad. Extreem rijke Chinezen en buitenlanders die in luxe compounds wonen merken het niet, maar voor alle anderen reikt de macht van de Partij nog steeds tot in de huiskamer. De beheerders van de appartementengebouwen en kantoren in de stad mogen de verwarming pas aanzetten op de vastgestelde datum. Op kantoren moesten de afgelopen weken de handen worden gewarmd aan een beker thee of koffie om te kunnen werken op de computer.
Verbod op ballonnen
China is de afgelopen jaren in rap tempo van aangezicht veranderd, maar sommige dingen blijven hetzelfde. Het centrale gezag bepaalt veel. Zo wordt het internet tijdens het Partijcongres nog meer dan anders in de gaten gehouden, is het web opeens een stuk trager en zijn meer websites geblokkeerd, van de New York Times tot Gmail. Verder moeten alle treinpassagiers die in Beijing aankomen hun identiteitsbewijs tonen (normaal geldt dat alleen voor Tibet en Xinjiang) en is er een verbod uitgevaardigd op alles dat de orde zou kunnen verstoren: van ballonnen en pingpongballetjes tot speelgoedhelikopters.
Het Partijcongres is tot in het kleinste detail geregisseerd. Beslissingen over wie in het oppermachtige Politbureau komt, zijn voorbereid in Zhongnanhai, de regeringscompound in Beijing, of in Beidaihe, waar de leiders in de zomer samenkomen in hun villa’s aan zee. Hoe om te gaan met de gevallen ‘prins’ Bo Xilai is daar ook besloten. En natuurlijk is ook over het tijdstip van het Partijcongres goed nagedacht.
Niet toevallig
Na maanden van speculatie over data, waarin vaak oktober en toen opeens september werd genoemd, is het Partijcongres op 8 november begonnen. En dat was niet toevallig precies in de week dat de hele wereld met veel belangstelling de Amerikaanse presidentsverkiezingen volgde. Dat betekent dat vooral internationale media minder ruimte inruimen voor het Partijcongres in Beijing. China houdt er niet van op de vingers gekeken te worden. En al helemaal niet tijdens een leiderschapswisseling die eens in de 10 jaar plaats vindt.
Na Hu Jintao en Wen Jiabao moeten we ons nu een beeld vormen van Xi Jinping en Li Keqiang. De grote vraag bij iedere machtswisseling is: durven de nieuwe leiders het aan om politieke, sociale en economische veranderingen door te voeren? In de voorzichtig geformuleerde antwoorden zit vaak een flinke dosis wishful thinking (‘Xi Jinping lijkt opener dan Hu Jintao’). De portretten van beide heren, ook in de Chinese pers, herhalen steeds dezelfde details (‘zoon van de Gele Aarde, kent het lijden van het volk, heeft in moeilijke provincies gewerkt’), maar staan ook bol van voorbehouden, omdat er weinig harde informatie is over hun standpunten.
Cynisch
Op straat gaat het gesprek niet over Xi of Li en hoe zij zich de komende maanden zullen manifesteren. Daarvoor zijn de inwoners van Beijing wat te cynisch geworden. Voor het verbeteren van hun dagelijks leven vertrouwen zij op zichzelf en niet op politici, die in hun ogen alleen aan hun eigen positie denken. Op dit moment zijn ze vooral blij dat de verwarming een paar weken eerder aan is gegaan.
Deze blog verscheen eerder op HCSS.nl